Naar andere verhoudingen tussen inwoners, gemeenten, partners en Rijk.
Het sociaal domein is sinds de decentralisaties in 2015 een van de meest omvangrijke en veelbesproken sectoren van ons publieke stelsel. Het sociaal domein is voor veel gemeenten veruit de grootste post in de begroting, en degene die de nodige hoofdbrekens oplevert. Want hoewel de bedoeling van de decentralisaties nog altijd springlevend is, vertaalt de transformatie zich lang niet overal in aantoonbare resultaten en meer grip op kosten. Daar komt bij: in de komende jaren zal de vraag naar ondersteuning alleen maar toenemen.
“Er is te weinig dialoog over waar we op kunnen rekenen vanuit de overheid en wat inwoners zelf moeten regelen”
Toekomstbestendig sociaal domein
Gemeenten geven aan met de huidige manier van werken onvoldoende perspectief te zien voor ‘hun’ sociaal domein. Wie gemeenten hierop bevraagt, krijgt al snel de knelpunten te horen. Zo is de mate van zelfredzaamheid (en samenredzaamheid) van veel inwoners overschat. En ondanks de vele goede initiatieven voor maatwerk en passende ondersteuning, blijkt ‘doen wat nodig is’ in de praktijk lastig te realiseren. Ook is de vraag naar ondersteuning eenvoudigweg groter gebleken dan de budgetten die de gemeenten zijn toegekend. In de basis is er te weinig maatschappelijke dialoog (geweest) over waar we op kunnen rekenen vanuit de overheid en wat inwoners zelf moeten regelen. In opdrachten bij diverse gemeenten in het land en voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben we een aantal inzichten verzameld om de weg te openen naar een toekomstbestendig sociaal domein. Dat vraagt om nieuwe verhoudingen: tussen overheid en inwoners, tussen overheid en maatschappelijke partners, inwoners en professionals. Maar ook de houding van die individuele partijen zelf doen ertoe. We hebben dat vertaald naar vier sleutels voor de zoektocht naar nieuwe verhoudingen.
1. Andere verhoudingen
Gemeente, inwoners en professionals: bespreek wat je van elkaar mag verwachten Dit gaat over de vraag hoe inwoners met elkaar kunnen samenleven en voor elkaar kunnen zorgen, wat de mogelijkheden zijn, wat de noodzaak is, maar ook waar de grenzen liggen. Met het oog op de vergrijzing en het toenemend aantal inwoners dat ondersteuning nodig heeft om in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen, is het belangrijk het gesprek te voeren over wat van mensen zelf verwacht mag worden, wat er nodig is om de sociale basis op orde te krijgen en meer oog te hebben voor elkaar. Gemeenten kunnen niet om dit gesprek heen, niet nu en niet in de toekomst. Maar het is een spannend gesprek: veel mensen ‘rekenen’ immers op hulp van de overheid. Het vraagt een continue maatschappelijke dialoog.
2. Gemeente en maatschappelijke organisaties: investeer in een duurzaam partnerschap
Dit betekent niet dat hulp en ondersteuning niet meer mogelijk zijn. Integendeel. Wel is het belangrijk na te denken hoe hulp en ondersteuning het beste ontsloten kunnen worden. En welke verhoudingen tussen gemeente en maatschappelijke organisaties hiervoor gunstig zijn. De bedoeling van gemeenten en maatschappelijke organisaties is immers overwegend hetzelfde. Toch zijn zij steeds meer in marktverhoudingen tot elkaar komen te staan, met bureaucratische processen, hoge uitvoeringskosten en juridische procedures tot gevolg. De publieke opdracht waar zij voor staan, vraagt om duurzame samenwerkingen en geen kortlopende afspraken en overeenkomsten. Hiervoor is het nodig elkaar anders te benaderen: als partners voor de lange termijn in plaats van sec een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. Dit beperkt zich overigens niet tot het sociaal domein. Een meer gezamenlijke landelijke opdracht voor de stelselpartners uit het sociaal, medisch en domein van de langdurige zorg (natuurlijk binnen de wettelijke kaders van de Wmo, Zvw, Wlz) kan een impuls geven voor meer integrale samenwerking op regionaal en lokaal niveau. Deze samenwerking kan zich dan meer richten op gemeenschappelijke doelstellingen. De ervaring leert dat partijen – gemeenten, Rijk, zorgverzekeraar – zeker bereidwillig zijn, maar de vrijblijvendheid mag er wel van af.
3. Gemeenten en Rijk: gedraag je als één overheid
De decentralisaties betekenden een grote verandering in de relatie tussen Rijk en gemeenten. Als we de bedoeling van de decentralisaties op inhoud en de rol van gemeenten daarin echt omarmen, moeten gemeenten meer in staat worden gesteld die rol ook goed uit te voeren. De randvoorwaarden daarvoor moeten dan ook op orde zijn. De Rijksoverheid zal ruimte, vertrouwen en voldoende middelen aan gemeenten moeten geven zodat zij deze ‘klus kunnen klaren’. Gemeenten zullen duidelijk moeten aangeven wat zij aan randvoorwaarden nodig hebben om te kunnen doen wat nodig is. Gemeentelijk leiderschap Nieuwe verhoudingen ontstaan niet vanzelf. De afgelopen jaren hebben geleerd dat het transformatieproces weerbarstig is, en moeilijk eenduidig in een bepaalde richting te sturen. Hoewel het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid van inwoners, professionals, gemeenten en maatschappelijke partners – zoals we hierboven beschrijven – is een sleutelrol te voorzien voor de gemeente zelf.
4. Gemeente: toon leiderschap en wees een betrouwbare partij in je verschillende rollen
De gemeente is een complexe organisatie door het samenspel van gemeenteraad, college van B&W en ambtelijke organisatie. Wellicht is hier het filosofische gezegde ‘ken uzelve’ van toepassing (opschrift van de tempel van Delphi). Om over een lange lijn een visie te ontwikkelen en uit te dragen (langer dan de vier kiesjaren) helpt het te doorzien in welke greep de gemeente als politiek-bestuurlijke organisatie soms gevangen wordt: druk op spoedige beleidsveranderingen om voortgang te kunnen laten zien, zoeken naar compromissen als gevolg van de verschillende politieke kleuren, soms ook geleid door het gesprek van de dag op basis van incidenten. Dat is lastig als er ook ruimte nodig is voor de maatschappelijke dialoog en doorleven van visie, beleid en praktijk. Wellicht is het tijdperk daar dat gemeenten dit lange termijngerichte gesprek pro-actiever arrangeren. In verschillende gemeenten zien we ook al kansrijke pogingen: de gemeente Zwolle die met inwoners en maatschappelijke partners een toekomstvisie voor de sociale basis ontwikkelt, de regio Flevoland met de gemeente Lelystad die een regionale Zorgtafel inricht om het sociale en het medische domein te verbinden, de VNG die actief nadenkt over hoe de rol van gemeenten in het sociaal domein goed vorm te geven is. Het zijn inspanningen om vanuit de praktijk aan de gezamenlijke visie te bouwen. Een visie die de levensduur van een raadsperiode overstijgt. En die consistente verankering krijgt in de verschillende rollen die de gemeente in het sociaal domein vervult: die van uitvoerder, beleidsmaker, financier en toezichthouder.
“Gemeenten en maatschappelijke organisaties zijn steeds meer in marktverhoudingen tot elkaar komen te staan”
In de spiegel
Aan de slag? De eerste stap is een kritische blik in de spiegel op het eigen vermogen tot samenwerken met partners. De ene gemeente heeft hier meer ervaring in kunnen opbouwen dan de andere. Dit is niet onlogisch gezien het complexe en uitdijende pakket aan verantwoordelijkheden en prioriteiten. Het is wel een belangrijke stap in de betekenisgeving van de sleutelrol die gemeenten vervullen.
Dit artikel werd geschreven door: