Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Regie op samenwerking in het voortgezet onderwijs

Routekaart voor regionale samenwerking bij leerlingendaling 

De opgave van krimp is echt groot

Het bevolkingsaantal in Nederland krimpt. Deze krimp is lange tijd een regionaal fenomeen geweest. Daarnaast kreeg eerst het primair onderwijs te maken met sterk teruglopende leerlingaantallen. Inmiddels is krimp ook zichtbaar in het voorgezet onderwijs en het MBO en HBO gaan het voelen. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich over vrijwel heel Nederland uit zal breiden.

De komende 10 á 15 jaar zullen grote delen van het Nederlandse onderwijs te maken hebben met een flinke daling in leerlingaantallen. Zaten er in 2015 nog ongeveer een miljoen kinderen in Nederland op een middelbare school; de verwachting is dat dit in 2030 nog 880.000 kinderen zijn. Een krimp van maar liefst 12% (bron: VO-raad, Informatiegids Leerlingendaling). In sommige regio’s is de daling van het aantal leerlingen zelfs meer dan 30 procent.

Figuur 1. Prognoses leerlingendaling in het VO tussen 2016 en 2031 (bron: Tableau Public, 2017, o.b.v. DUO open data)

Maar waarom is krimp eigenlijk een probleem? En voor wie?

Het voortgezet onderwijs (VO) kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in schoolsoorten (bijvoorbeeld vmbo of havo), leerwegen (zoals basis of theoretische leerweg in het vmbo), sectoren (bijvoorbeeld zorg of techniek in het vmbo) en profielen (onder andere Economie & Maatschappij op het havo en vwo). Door leerlingendaling is het, met name in de bovenbouw, een grote uitdaging om schoolsoorten, sectoren en profielen aan te kunnen blijven bieden.

Financieel zijn er verstrekkende financiële gevolgen. In Nederland hangt de financiering van de school af van het aantal leerlingen. Minder leerlingen betekent minder budget. Veel kosten, zoals een gebouw en bedrijfsvoering, blijven grotendeels hetzelfde. Kortom: de kosten per leerling worden hoger. Een krimpend personeelsbestand leidt tot minder ruimte voor specialisatie en meer kwetsbaarheid waardoor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs onder druk kan komen te staan.

Krimp kan leiden tot sluiting van scholen waarbij de reisafstand voor een leerling flink toe kan nemen of het keuzeaanbod voor leerlingen afneemt.

Daarom wordt er al werk van samenwerking gemaakt

Steeds meer bestuurders zijn het erover eens dat in een krimpend landschap elkaar wegconcurreren niet de beste oplossing is voor de leerling. Concurrentie verhoogt de kans bepaalde schoolsoorten, profielen of denominaties uit de regio verdwijnen.

Samenwerken is het devies en er wordt al veel samengewerkt. Er is dan ook al veel geschreven samenwerkingsvormen en juridische constructen. Hoe het proces van samenwerken kan verloopt en welke stappen je kan zetten komt minder aan bod. In de publicatie ‘Regie op samenwerking. Routekaart voor regionale samenwerking bij leerlingendaling in het voortgezet onderwijs’ zijn stappen, lessen en aandachtspunten in kaart gebracht. Bedoeld voor het VO, maar net zo bruikbaar voor primair onderwijs MBO of HBO.

In de publicatie wordt ook een procesmodel geïntroduceerd als ‘koninklijke route’ om te dienen als praktisch hulpmiddel voor bestuurders die samen willen werken met andere scholen of stichtingen in het onderwijs.


Figuur 2. Procesmodel voor samenwerking bij krimpproblematiek

Dit procesmodel is uitgewerkt in de genoemde publicatie van de VO-raad ‘Regie op samenwerking – routekaart voor regionale samenwerking bij leerlingendaling in het voortgezet onderwijs’. Meer weten over de verschillende stappen in het samenwerkingsproces? Kijk dan hier.

Auteurs: Ruben van Wendel de Joode en Esther Klaster.