“Samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken is continu leren en bewegen”

Een draaiboek voor samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken is er niet. Wel zijn er handvatten, inzichten en mooie praktijkcases. Hierover schreven Manon de Caluwé en Edwin Kaats een gedegen boek: Samenwerken aan maatschappelijke opgaven. Het harde werken wordt beloond met de prijs Boek van het Jaar 2024 van de Ooa en Sioo. In dit artikel, met als basis de Boom Management-podcast, geven de Manon en Edwin een aantal praktische handvatten.

Voorbeelden van de opgaven zijn vaak herkenbare vraagstukken als de energietransitie, kansenongelijkheid, gezondheidsverschillen en opgaven in de driehoek van wonen, zorg en welzijn (omgaan met kwetsbare mensen in de maatschappij). De gemeenschappelijke factor is dat het altijd gaat om een complex vraagstuk dat die niet één organisatie of partij kan oplossen.

Wat hebben de auteurs met die complexe maatschappelijke opgaven en waarom richten zij zich daarop? Edwin: “In de eerste plaats vragen die opgaven altijd om samenwerken. Er zijn veel én veel verschillende partijen bij betrokken. Wij spreken uit ervaring dat samenwerken niet altijd makkelijk is. En juist dát vinden wij interessant.” Hij benadrukt wel dat je ervoor moet waken de samenwerking an sich een opgave wordt. Want het draait om de maatschappelijke opgave.

Agenderen als proces

Waar begin je met zo’n opgave? Het begint met de opgave op de agenda te krijgen. Je moet het als collectief – dat is in principe altijd een flinke groep – een belangrijk thema vindt. Zodat je met elkaar gemobiliseerd raakt. Edwin: “Samen moet je de urgentie zien van het vraagstuk. Kijk wat er om ons heen gebeurt. Weet wat er leeft in de maatschappij. Het is belangrijk om daarover het gesprek met elkaar aan te gaan. Wat is eraan de hand en op welke manier ga je ermee om? Dat hoort allemaal bij het agenderen van de opgave.”
Manon vult aan: “Het agenderen van het thema zien we als een proces dat op zichzelf staat. Je mag namelijk niet veronderstellen dat iedereen die aan tafel komt het belang ervan deelt. Dus daaraan moeten we aandacht aan besteden.”

Als de opgave op de agenda staat, dan is de volgende stap het krijgen van de juiste mensen en partijen aan tafel. Wie hoort daarbij en waarom? Is de groep divers genoeg? Manon benadrukt: “Nodig niet alleen de usual suspects uit, de partijen die het een belangrijk onderwerp vinden. Betrek de mensen om wie het gaat, er ook bij. We moeten ervoor waken dat je in je eigen organisatorische bubbel blijft. Als je een inwoner spreekt, kan die een heel andere duit in het zakje doen vanuit een ander perspectief. Belangrijk dus om al in de beginfase goed te kijken wie je er allemaal bij betrekt.”

Edwin Kaats

Mensen noemen snel iets complex, waardoor niemand in beweging komt. Wij laten zien dat het anders kan.

Agenderen als proces

Waar begin je met zo’n opgave? Het begint met de opgave op de agenda te krijgen. Je moet het als collectief – dat is in principe altijd een flinke groep – een belangrijk thema vindt. Zodat je met elkaar gemobiliseerd raakt. Edwin: “Samen moet je de urgentie zien van het vraagstuk. Kijk wat er om ons heen gebeurt. Weet wat er leeft in de maatschappij. Het is belangrijk om daarover het gesprek met elkaar aan te gaan. Wat is eraan de hand en op welke manier ga je ermee om? Dat hoort allemaal bij het agenderen van de opgave.” Manon vult aan: “Het agenderen van het thema zien we als een proces dat op zichzelf staat. Je mag namelijk niet veronderstellen dat iedereen die aan tafel komt het belang ervan deelt. Dus daaraan moeten we aandacht aan besteden.”

Als de opgave op de agenda staat, dan is de volgende stap het krijgen van de juiste mensen en partijen aan tafel. Wie hoort daarbij en waarom? Is de groep divers genoeg? Manon benadrukt: “Nodig niet alleen de usual suspects uit, de partijen die het een belangrijk onderwerp vinden. Betrek de mensen om wie het gaat, er ook bij.”
We moeten ervoor waken dat je in je eigen organisatorische bubbel blijft. Als je een inwoner spreekt, kan die een heel andere duit in het zakje doen vanuit een ander perspectief. Belangrijk dus om al in de beginfase goed te kijken wie je er allemaal bij betrekt.

Leren en bewegen

Als je weet wat iemand beweegt, dan is het nog niet gezegd dat je een gezamenlijke route kan lopen. We denken vaak te simpel. De auteurs begeleiden regelmatig netwerken van 40, 50 of soms 150 partijen. Manon: “Vergeet het maar dat er een punt in de tijd komt waarin iedereen weet wat ze moeten doen en waarbij alle taken zijn verdeeld.” Ze adviseert om dit te omarmen. Want op die manier ga je nadenken over de richting hoe we gaan werken. Ga maar aan de slag.
Edwin vult aan: “Het vraagstuk staat niet vast. Ook dat blijft zich ontwikkelen door nieuwe inzichten. Ontwikkel een gezamenlijk(e) beeld en richting, maar zet dat niet geheel vast. Als netwerk ben je voortdurend aan het leren en bewegen.

De auteurs beseffen dat dit spannende taal is. Je hoort natuurlijk liever: dit is het probleem en zo gaan we het oplossen. “Met dit boek leggen we uit dat dit niet mogelijk is. Maar we laten ook zien hoe je er zinvol en stapsgewijs mee aan de slag kan.” Besef dat niet het hele probleem ingewikkeld is. Je kan ook kleine stapjes zetten. Edwin: “Mensen noemen snel iets complex, waardoor niemand in beweging komt. Wij laten zien dat het ook anders kan. Weer kijkend naar de energietransitie: er zitten zeker elementen in waaraan je kan werken. Je hoeft het grote probleem niet in eenmaal op te lossen. Dat gaat toch niet lukken. Maar er zijn aspecten of onderdelen waar je wel gezamenlijk aan kunt werken, waardoor je ook vooruitgang boekt.

Manon de Caluwé

Ik vind het hoopvol dat mensen de toekomst kunnen vormgeven. Een machine kan dat niet.

Deelthema’s en kleinere initiatieven

Iets anders: hoe ga je om met alle stakeholders? Achter iedere partij zit een grote (diverse) achterban. Wil je die allemaal in kaart brengen of juist niet? Manon: “Het opgavenetwerk is een systeem van partijen die met elkaar oplossingen, deeloplossingen en initiatieven starten. Zij maken met elkaar afspraken. Wij zien meer lagen in het netwerk. Je wilt dat de benodigde partijen weten dat ze deel uitmaken van het netwerk en dat ze de gekozen richting kennen. Maar je wilt vooral ook dat ze in kleinere samenstelling afspraken maken op deelthema’s en aan de slag gaan. Waarschijnlijk gaat dit sneller dan dat je met z’n allen toewerkt naar dat ene grote akkoord.”

Als je alles vastlegt in een groot akkoord, is de kans aanwezig dat niet iedereen zich gehoord voelt, waardoor mensen soms andere dingen doen dan ze zeggen. En wat is het dan waard? Manon en Edwin stellen daarom voor om een platform te creëren waarin ruimte is voor verschillende initiatieven, en partijen kunnen aanhaken waarmee zij zich verbonden voelen. Ondertussen leer je van de initiatieven en experimenten. Waarschijnlijk leidt dit tot een beter resultaat. De praktijk moet hier wel eens aan wennen.

Verbinding als toverwoord

Verbinding is het toverwoord. Zodra je een netwerk vormt is er verbinding. Er ontstaan sociale mechanismen. Ik voel me betrokken bij wat jij belangrijk vindt en andersom. Dat is de kracht van een netwerk. Manon vertelt dat het vakgebied van samenwerken voortkomt uit een traditie vanuit het onderhandelingsdenken. Wat is jouw belang om iets te doen? In het licht van maatschappelijke opgaven is dat een ‘arme’ vraag. Er zijn namelijk altijd redenen of belangen waarom je níet instapt in het vraagstuk, want het vraagt altijd meer dan wat je nu doet. Als het gaat om maatschappelijke opgaven wordt de vraag ‘rijker’.

Manon: “Daarom stellen wij graag deze vraag: kunnen we het gesprek over wat jou drijft, breder voeren dan jouw eigen belangen? En heb je – ook met je organisatie en achterban – nagedacht over je morele kompas?”. Edwin vult aan dat het niet alleen gaat om verbinden met elkaar, maar ook met de opgave. Iemand kan ook aanhaken omdat degene een hoge betrokkenheid voelt met het thema, terwijl zijn persoonlijke belangen anders of zelfs tegenovergesteld kunnen zijn. Of iemand sluit aan omdat het gaat over zijn of haar (leef)gemeenschap.

Margriet op de hoek

Het boek gaat ook over netwerken in buurten en wijken waarin mensen bezig zijn met armoedebestrijding of het oplossen van kansenongelijkheid. In dat soort netwerken zijn lang niet altijd regievoerende partijen. Daar kan het gewoon Margriet op de hoek zijn die het initiatief neemt. Het boek is er voor alle typen netwerken.

Edwin: “We zien wel dat kaderstellende partijen, zoals een gemeente, worstelen met hun rol.” Ze hebben belangen om deel te nemen aan een netwerk en realiseren zich dat ze draagvlak nodig hebben. Soms is dat balanceren tussen initiatief nemen en niet ‘de baas willen spelen’. Dat vraagt zorgvuldigheid in de toon, stijl en interventies. Af en toe kom je in grijs gebied: iets is goed voor het geheel, maar misschien minder goed voor mijn achterban.

Vrolijke veerkracht is een eigenschap die je als leider helpt om door lastige situaties te komen.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Samenwerken in netwerken is niet altijd makkelijk. In hun boek gebruiken ze de term ‘vrolijke veerkracht’. Is dat de oplossing? Het is een term van de door hen gewaardeerde Freek Peters. Het is een eigenschap die je als leider helpt om door lastige situaties te komen. Soms maak je mooie stappen in een samenwerking en soms ga je een stap terug en is het duwen en trekken. Dan is vrolijke veerkracht een goede basishouding.
Het is lastig om de term precies te definiëren, maar kijk om je heen en je kan zo een aantal mensen aanwijzen die erover beschikken. Volgens Edwin zijn het mensen die authentiek zijn in wat zij aan de orde stellen. Ze durven onderwerpen te agenderen en blijven dichtbij zichzelf en de realiteit.

Bij een samenwerking is het belangrijk dat je weet waarvoor je het doet, namelijk de opgave. Je moet goed met teleurstellingen kunnen omgaan en beschikken over een bepaalde vasthoudendheid. Dan kom je ook weer terug op de gedeelde verantwoordelijkheid; die moet je voelen en leven.

Inspiratiebron

De praktijk is een van de inspiratiebronnen voor het schrijven van het boek. Manon vertelt dat ze de eer en plezier had om te werken aan opgaven in wonen, werken en welzijn in verschillende regio’s. Dat gaat om (zeer) kwetsbare mensen die een huis, zorg, begeleiding of een netwerk in hun wijk nodig hebben. Overal is grote schaarste. Iedereen heeft de beste intenties, maar men weet ook dat het ingewikkeld is en dat het meestal niet binnen een halfjaar is geregeld. “Alles wat ik zag in de regio’s, gaf mij veel inspiratie.”

Wat willen de auteurs bereiken met het boek? Edwin is bescheiden: “Ik zou het mooi vinden als we mensen structuur en houvast bieden. Hoe kun je naar een maatschappelijke opgave kijken en welke keuzes en afwegingen kan je maken die nodig zijn om effectief samen te werken?”
En natuurlijk willen de auteurs dat dingen niet meer uit de hand lopen en dat er zo min mogelijk escalaties zijn. Maar daarin zijn ze ook realistisch: “De woest werkelijkheid is anders. We hopen dat we met dit boek wat bijdragen, inzichten vergroten en handelingsrepertoire verrijken.”