Rijksinspecties doen hun werk in een complexere wereld. Complexe vraagstukken laten zich lastig door één enkele organisatie oplossen en inspecties doen hun werk dan ook steeds meer in een samenwerkend inspectielandschap: binnen inspecties, in inspectieketens, tussen inspecties, op internationaal niveau en in relatie tot hun ondertoezichtgestelden. In netwerken, partnerships, ketens en allerlei soorten allianties kiezen inspecties positie en willen ze impact en effect sorteren.
In de Inspectieraad signaleerde en agendeerde men deze ontwikkeling ook. Aan de ene kant is samenwerken nodig en vanzelfsprekend, aan de andere kant kost het ook meer tijd en moeite. Je kunt al je tijd wel aan samenwerken besteden, maar wat bereik je er eigenlijk mee? Het belang van samenwerken blijkt helemaal niet zo eenduidig en vanzelfsprekend. Er leven verschillende beelden bij: van ‘noodzakelijk kwaad’ tot ‘wezenlijk voor onze rol en positie’.
Om meer licht te werpen op de betekenis van het begrip ‘samenwerken’ voor de rijksinspecties, is ons gevraagd om hierover een essay te schrijven. Een essay waarin we de samenwerking van rijksinspecties plaatsen in haar historische en omgevingscontext, waarin we dat samenwerkingsbegrip ontrafelen, en waarin we perspectieven schetsen. Bedoeld om te verhelderen en te agenderen. Het biedt geen doorwrochte analyse met daaraan gekoppeld eenduidige conclusies en aanbevelingen. Het geeft wel een beeld van de condities die het de rijksinspecties mogelijk maken om effectiever en met meer impact in samenwerkingsverbanden te acteren. Het essay is geschreven door Edwin Kaats, Wilfrid Opheij en Esther Klaster.