Eerste Hulp bij Netwerk-FOMO

Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking

In een blogreeks verdiepen we ons in de angst om iets te missen die organisaties voelen rondom het wel of niet deelnemen aan een samenwerkingsverband. Dit verschijnsel noemen we netwerk-FOMO. We ervaren twee verschillende perspectieven. Zo zagen we dat netwerk-FOMO enerzijds vaak wordt geduid als iets irrationeels en negatiefs. Wie op deze basis instapt, doet dat ondoordacht en maakt de samenwerking minder vitaal en effectief. Anderzijds ontdekten we dat geen samenwerking of samenwerker aan FOMO ontkomt. Gevoelens van FOMO zijn er nou eenmaal en zijn vaak best nuttig. Al met al het geen eenduidig of eenvoudig vraagstuk. En hoe gaan we daar nou mee om? De laatste blog over dit onderwerp met daarin aanbevelingen voor de samenwerker en voor de begeleider van samenwerkingen.

Sabine Doevendans is junior adviseur bij Common Eye. Voor haar masterscriptie deed zij onderzoek naar ‘netwerk-FOMO’ en vulde dit aan met praktijkonderzoek onder bestuurders en managers die veel met samenwerking te maken hebben. Het is een reeks van vier blogs die zijn geschreven door de ogen van Sabine als (praktijk)onderzoeker. Zij neemt de lezer mee in de markante verhalen en leerzame inzichten die zij opdeed over het fenomeen netwerk-FOMO.

Hoe ga je om met netwerk-FOMO? Deze vraag leggen we voor aan verschillende samenwerkers uit de samenwerkingspraktijk en aan de procesbegeleiders van Common Eye. Hun inzichten en aanbevelingen komen samen tot een praktische handleiding met omgangrepertoire. Het is gereedschap voor bestuurders en professionals in samenwerkingsverbanden, voor adviseurs en procesbegeleiders en voor iedereen die zich betrokken voelt bij het goed functioneren van een samenwerkingsverband. We maken hierbij een onderscheid in de samenwerker én de samenwerkingsbegeleider.

Hoe ga je als samenwerker om met netwerk-FOMO?

Of je nu bestuurder, manager of een andere professional bent; iedere samenwerker krijgt met netwerk-FOMO van doen. FOMO is er nou eenmaal en mág er ook zijn, dat weten we inmiddels. Maar hoe geef je het een passende plek? Hieronder zes aanbevelingen.

Bij het maken van afwegingen over het wel of niet aanhaken bij een samenwerkingsverband, wil je zo zelfbewust en weloverwogen mogelijk te werk gaan. Wanneer de emotie – in dit geval angst – de overhand krijgt, dan is het maar de vraag of dat in een duurzame en effectieve samenwerking resulteert. Je wilt, in plaats daarvan, bewust stilstaan bij de verschillende motieven die een rol spelen bij het al dan niet aangaan van de samenwerking. In hoeverre acht je ze belangrijk genoeg om mee te nemen? Op deze manier kun je zomaar tot de conclusie komen dat het beter is om jouw netwerk-FOMO te parkeren, of dat het juist wel degelijk een belangrijk motief is om gehoor aan te geven.

Partijen met FOMO hebben doorgaans de neiging om zich wat afwachtend en minder betrokken op te stellen. Het gevolg is dat ze terechtkomen in een samenwerking die vooral door anderen is vormgegeven en mogelijk niet goed bij hen past. Het advies luidt om juist wél een actieve bijdrage te leveren aan het meedenken over wat in de samenwerking zou moeten gebeuren. Dit vergroot de kans dat de samenwerking ook echt aansluit bij wat partijen belangrijk vinden en verkleint de kans dat dynamieken als FOMO de overhand nemen.

Bij het nemen van een bewust en afgewogen besluit hoort dat je nadenkt over wat je in een samenwerking komt halen en brengen. Zonder een gezonde halen-en-brengen balans worden partijen ontevreden en komt de samenwerking onder druk te staan. Door hiervoor zorg te dragen verminder je het risico dat netwerk-FOMO op deze wijze tot uiting komt en het de samenwerking in de weg gaat zitten.

Door je bewust te zijn van je motieven en van wat je komt halen en brengen, creëer je een realistisch beeld van welke rol je in een netwerk kunt vervullen. Voor partijen met netwerk-FOMO, die over het algemeen minder betrokkenheid ervaren bij de opgave van het netwerk, geldt dat het vaak niet goed past om een sleutelrol te vervullen. Passender kan zijn om deel uit te maken van een complementaire ring of vrije ruimte. Je blijft dan voldoende op de hoogte van wat in een netwerk besproken of besloten wordt, zonder daarbij de verwachting te scheppen dat je je actief gaat opstellen. In een later stadium kun je er altijd nog voor kiezen om actiever aan te haken. Een andere route is je binnen het netwerk aan te sluiten bij deelcoalities voor bijvoorbeeld deelthema’s. Partijen beperken dan hun deelname tot de thema’s die hen echt aanspreken.

Niet alleen aan de voorkant, maar ook tussentijds is het belangrijk als partij bewust bij de samenwerking stil te staan. Past het netwerk nog bij je? Dient het je doelen? Kun je als deelnemer nog wel brengen wat je zou willen brengen en halen wat je zou willen halen? Dient FOMO als één van je drijfveren om deel te blijven nemen en is dat wat jou betreft gegrond? Deze vorm van reflectie kan bijdragen aan een zekere hygiëne in je samenwerkingsrelaties. Hier hoort ook bij dat je soms tot de conclusie komt dat het beter is te stoppen met een huidige samenwerking. Het is oké om ergens mee te stoppen!

Tot slot een tip voor de drukke samenwerkers onder ons: doe aan netwerk-JOMO! JOMO staat voor ‘Joy Of Missing Out’ en pleit voor lege agenda’s en genieten in het hier en nu. Het is prima – nodig zelfs – om niet aan alle samenwerkingstafels deel te hoeven nemen. Zo weet ook deze bestuurder: “Tot voor kort zag mijn leven er heel anders uit. Ik stond altijd ‘aan’ en was overal van op de hoogte. Sinds corona heb ik daarin een omslag gemaakt. Ik zit alleen nog maar bij netwerken die écht bij me passen. Ik draai mooie projecten en heb meer tijd om te reflecteren en lijnen uit te zetten.” Zijn boodschap aan andere bestuurders luidt dan ook: “Leer hoe het is om ‘uit’ te staan. Doordat ik vaker ‘uit’ sta, sta ik voortaan veel beter ‘aan’ op de momenten dat het moet.”

Leer hoe het is om ‘uit’ te staan. Doordat ik vaker ‘uit’ sta, sta ik veel beter ‘aan’ op de momenten dat het moet.

Een bestuurder (anoniem)

Hoe ga je als begeleider van een samenwerking om met netwerk-FOMO?

Ook vanuit de rol als procesbegeleider, samenwerkingsadviseur of netwerkregisseur heb je met netwerk-FOMO te maken. Je ziet dat het samenwerken niet altijd makkelijker maakt, maar begrijpen kun je het wel. En gebruiken misschien ook wel. Wat is vanuit jouw rol als begeleider van samenwerking een helpende omgangsstrategie? Hierbij zes suggesties die wij kregen van netwerkregisseurs uit ons netwerk.

Allereerst helpt het vanuit jouw rol partijen bewust te maken van hun motieven om zich bij een samenwerkingsverband te voegen. Zo is het met name in een verkennende fase van belang dat samenwerkers met elkaar het gesprek aan gaan over elkaars drijfveren, zodat ze weten wat ze aan elkaar hebben. Als begeleider kun je dit gesprek faciliteren. Hierbij hoort eventueel ook bewustwording van en een gesprek over eventuele FOMO-motieven. Zo ben je als begeleider op tijd van FOMO op de hoogte en kun je daar gepast op inspelen.

Een tip met een uitstapje naar de theorie van socioloog Moss Kanter (1972), die in haar onderzoek naar organisaties onderscheid maakte tussen verschillende soorten motieven om aan te haken, waaronder instrumentele motieven en affectieve motieven.

Instrumentele motieven kun je herkennen als rationele drijfveren, waarbij deelname aan een samenwerking wordt bepaald door of het jouw individuele belangen of doelen dient. Een typisch instrumenteel FOMO-motief is meedoen uit angst om anders financiële middelen mis te lopen.

Affectieve motieven hebben betrekking op de emotionele en relatiegerichte redenen om je aan een samenwerking te binden. Je ervaart een gevoel van ‘belonging’ of loyaliteit. Een affectief FOMO-motief is meedoen omdat je bang bent anders een sociale norm te schenden of er niet bij te horen.

Volgens Moss Kanter ontstaat er in een netwerk verminderde betrokkenheid wanneer er sprake is van een disbalans in deze motieven, zoals wanneer de affectieve motieven de overhand krijgen. In geval van netwerk-FOMO zou je kunnen opmerken dat partijen een hoge mate aan loyaliteit en sociale verplichting ervaren om mee te doen. Moss Kanter adviseert om juist dan andere drijfveren onder de aandacht te brengen, in dit geval de instrumentele motieven. Zo kun je als samenwerkingsbegeleider je deelnemers bewust maken van hun organisatiebelang aan het netwerk deel te nemen. Op die manier herstel je de disbalans in motieven en draag je bij aan meer betrokkenheid onder deelnemende partijen.

Tegelijkertijd is er één fase in het samenwerkingsproces waarin netwerk-FOMO toch een beetje vrij spel zou moeten krijgen, en dat is in de verkennende fase. In deze fase moet het samenwerkingsverband nog definitief worden gevormd. Het is vaak nog niet helemaal duidelijk waar de samenwerking heengaat en of het wat gaat opleveren. Vanuit dat oogpunt is het geen probleem partijen wat meer de ruimte te geven de samenwerking te verkennen en te zien wat er te halen valt. De meerwaarde van de samenwerking wordt immers soms pas zichtbaar wanneer je eenmaal meedoet.

Merk je dat partijen met FOMO zich in een netwerk ‘misdragen’, bijvoorbeeld door niet op te komen dagen of minder te brengen dan te halen? Faciliteer dan een gesprek vanuit de spelregels die de leden met elkaar hebben opgesteld. Netwerk-FOMO krijgt op deze manier minder ruimte om zich op een negatieve wijze te uiten.

Soms komt FOMO voort uit een gebrek aan vertrouwen. Partijen sluiten zich aan omdat ze bang zijn dat andere deelnemende organisaties voor of over hen besluiten. En dus stappen ze op basis van wantrouwen een netwerk in. Hier luidt het advies aan het onderlinge vertrouwen van deelnemers te werken, aangezien een gezonde mate van vertrouwen en waakzaamheid een belangrijke voorwaarde is voor goede samenwerking. Vanuit de rol als begeleider kun je dit faciliteren door het voeren van open gesprekken en door partijen elkaar beter te laten leren kennen.

Vooral de verkennende fase in een samenwerking is de ideale fase om netwerk-FOMO zelfs bewust en positief in te zetten. Soms vraagt een maatschappelijk vraagstuk om brede betrokkenheid of het mobiliseren van een groep mensen, en dan komt het wekken van nieuwsgierigheid en ‘de angst om iets missen’ juist goed van pas. Maar ook in situaties waarbij de ontmoeting een doel op zich is, helpt FOMO bij het aantrekken van belangstellende kandidaten. Hoe doe je dit concreet? Speel erop in als netwerkbegeleider bij de uitnodiging. Kondig via social media een prachtige netwerkagenda of -event aan met interessante deelnemers of sprekers. Netwerk-FOMO gegarandeerd!

Sociaalpsychologische samenwerkingsuitdagingen

Met deze tips en adviezen op zak zijn we aanbeland bij het einde van deze blogreeks. Er is in deze reeks veel over netwerk-FOMO gezegd – over de minder mooie kanten en risico’s van samenwerkingen die gefundeerd zijn op een ‘angst om iets te missen’, maar ook over het begrip dat we kunnen opbrengen voor FOMO als oprecht en soms ook nuttig samenwerkingsmotief. Netwerk-FOMO is misschien niet altijd een goede reden om samen te werken, maar wel een heel ‘eerlijke’. En soms is het ook wél een goede reden. Hoe dan ook behoort netwerk-FOMO tot één van dé sociaalpsychologische samenwerkingsuitdagingen waarover het laatste woord nog niet is gezegd.

Dit is de vierde en laatste blog over netwerk-FOMO. Lees ook de andere drie blogs: Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking, Help, mijn netwerk heeft FOMO! en Netwerk-FOMO is zo gek nog niet.

We nodigen je van harte uit om mee te praten en te denken over FOMO onder de post van Common Eye op LinkedIn. Hoe denk jij na het lezen van deze blogs over netwerk-FOMO en wat is jouw persoonlijke omgangsstrategie?