Help, mijn netwerk heeft FOMO!

Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking

In gesprek met samenwerkers over hun ervaringen met netwerk-FOMO, maken we kennis met de diverse verschijningsvormen en aspecten van dit bijzondere fenomeen. Zo blijkt sprake van netwerken waar deelnemers zich bewust terughoudend opstellen (‘er zijn immers al zoveel overleggen’), met als gevolg dat er maar weinig gebeurt. Overlegtafels waar bestuurders hoge ambities formuleren, maar het lastig vinden deze om te zetten in daden. Of nog zo een: je zegt tegen elkaar ‘hier komt niets uit’, maar gaat dan weer over tot de orde van de dag. Netwerk-FOMO leeft in ieder geval volop in netwerkland. Onder samenwerkers maakt het de tongen los.

Sabine Doevendans is junior adviseur bij Common Eye. Voor haar masterscriptie deed zij onderzoek naar ‘netwerk-FOMO’ en vulde dit aan met praktijkonderzoek onder bestuurders en managers die veel met samenwerking te maken hebben. Het is een reeks van vier blogs die zijn geschreven door de ogen van Sabine als (praktijk)onderzoeker. Zij neemt de lezer mee in de markante verhalen en leerzame inzichten die zij opdeed over het fenomeen netwerk-FOMO.

We doen eerst een stapje terug: wat is ‘netwerk-FOMO’ ook alweer precies? Waar we FOMO (Fear Of Missing Out) kennen als een sociaalpsychologische angst rondom het mislopen van leuke gebeurtenissen, heeft netwerk-FOMO betrekking op de angst ‘dingen te missen’ door niet deel te nemen aan een samenwerkingsverband. Deze angst leidt er vaak toe dat bestuurders en andere samenwerkers zich aansluiten of niet uit een samenwerking durven te stappen. En dat terwijl ze lang niet altijd zo zeker zijn van de waarde van de samenwerking en de toegevoegde waarde voor de organisatie. 

In deze tweede blog lees je hoe samenwerkers tegen het verschijnsel netwerk-FOMO aankijken. Hoe zien en beleven zij FOMO in hun samenwerkingscontext en welke gevolgen brengt het voor de samenwerking en voor henzelf met zich mee?

Scheve gezichten

Eén van deze samenwerkende professionals met wie we kennismaken is Hanneke, bestuurder uit de onderwijssector en nauw betrokken bij een groeiend scholennetwerk in haar regio. Ze heeft oog voor de uitdagingen die spelen in het onderwijs en vindt samenwerking daarin van groot belang, op voorwaarde dat het waarde toevoegt en dat de deelnemers het dragen. En precies daar gooit netwerk-FOMO roet in het eten, aldus de onderwijsbestuurder: “Wanneer ik samenwerk, dan wil ik dat doen met mensen die net als ik het belang van de samenwerking inzien”, vertelt ze. “Ze moeten overtuigd zijn van hun deelname, want alleen dan komt het ook tot daden. Die intrinsieke overtuiging van deelname zie ik bij partijen die handelen vanuit een gevoel van FOMO vaak te weinig.”
Ter illustratie deelt Hanneke wat ze bij haar scholennetwerk heeft zien gebeuren. “Eens in de zoveel tijd dienen we als netwerk een aanvraag voor overheidssubsidie in. Op zo’n moment komt er dus geld vrij. En zodra er geld vrijkomt, dan zijn bepaalde partijen er als de kippen bij. Ze zouden dat subsidiepotje toch eens mislopen. Terwijl het op andere momenten soms een stuk lastiger is om iedereen te activeren.” Wat haar betreft een typisch voorbeeld van netwerk-FOMO, met alle gevolgen van dien: “Dit soort partijen zetten ergens hun handtekening onder, zeggen mee te willen doen met het netwerk. Maar kunnen de verwachtingen die daarbij komen kijken, niet waarmaken.”

Naarmate de tijd vorderde werd het Hanneke duidelijk dat het zo niet langer kon. “Op den duur krijg je scheve gezichten, vooral vanuit de partijen die zich wél heel actief opstelden. Zij begonnen af te haken op dit soort gedrag en gingen het ook op een negatieve manier interpreteren.”
Na de zoveelste aanvaring nemen Hanneke en haar samenwerkingspartners een rigoureus besluit: ze richten een nieuw netwerk op, gericht op de koplopers rondom het onderwerp. De FOMO-partners krijgen het aanbod dat ze op de hoogte gehouden worden, maar er wordt geen centrale rol meer verwacht. Dat geeft beide ‘kanten’ lucht. Het resultaat van deze aanpak? Een netwerk dat inmiddels staat als een huis, aldus Hanneke, dankzij een club aan gecommitteerde partijen.

Terughoudendheid

Nog een ervaring met netwerk-FOMO halen we op uit de zorg. Bestuurder Martin heeft zich door de jaren heen verbonden aan verschillende zorgnetwerken en kent daarmee de samenwerkingspraktijk als geen ander. Op het fenomeen netwerk-FOMO slaat hij onmiddellijk aan, en niet alleen vanuit herkenning bij collega-bestuurders trouwens. Ook de bestuurder zelf bekent zo nu en dan niet aan gevoelens van FOMO te ontkomen. “Hoe vaak denk ik niet: ‘ik weet nog niet precies wat daaruit gaat komen, maar laten we een vinger aan de pols houden?’”
“Soms weet je nou eenmaal niet zeker of een samenwerking uiteindelijk iets goeds gaat opleveren. Of je wil als organisatie ergens iets mee, alleen nu nog even niet, en tegelijkertijd wil je ook de boot niet missen. Op zo’n moment kiezen we er vaak voor om toch aan te haken. Vanuit dat gevoel van FOMO, dus.” Aan het denken gezet realiseert de bestuurder zich wat voor een weerslag dat soms moet hebben op hoe hij op dat moment in de samenwerking staat, of zich naar zijn samenwerkingspartners opstelt.

Soms weet je nou eenmaal niet zeker of een samenwerking uiteindelijk iets goeds gaat opleveren.

“Vanaf het moment dat je instapt, zit je erbij met een zekere mate van terughoudendheid. Want je gaat jezelf natuurlijk niet gelijk al te veel werk op de hals halen, of je aan van alles committeren”, vertelt Martin. Aanvullend: “Dat moet voor andere partijen in de samenwerking nogal vervelend zijn. Ik kan me er in ieder geval behoorlijk aan storen wanneer anderen zich zo gedragen. Waarom doe je niet actief mee, vraag ik me dan af. Of kom je niet over de brug? Daar ben ik natuurlijk ambivalent in. Want als ik het zelf doe, dan vind ik dat ik een goede reden heb.”

En zo zijn er veel meer van dit soort ervaringen waarin netwerk-FOMO regelmatig leidt tot teleurstelling of zelfs ergernis. Opvallend is dat deze ervaringen veel met elkaar gemeen hebben en op elkaar lijken. Er zijn namelijk vier typische uitingsvormen van Netwerk-FOMO (die ook jij mogelijk in jouw netwerk kan herkennen). Lees ze hieronder.

Partijen met FOMO hebben doorgaans secundaire redenen om aan het netwerk deel te nemen. Dit maakt dat ze niet direct hun eigen rol, taak en bijdrage in het netwerk geformuleerd hebben of paraat hebben. Dit leidt vaak tot – in de ogen van anderen – afwachtend gedrag of een minder betrokken houding. Ze kijken dan iets meer de kat uit de boom, tonen minder snel initiatief en houden de kaarten tegen de borst.

Een andere is dat netwerk-FOMO zich soms kan uiten in ‘freerider gedrag’. Partijen met FOMO zijn immers vooral bezig met dat wat ze uit het netwerk hopen te halen, en minder met wat ze het netwerk zouden kunnen brengen of hoe ze zouden kunnen bijdragen. Het risico is dat ze onbedoeld ‘meeliften’ op de inspanningen van anderen en minder actief deelnemen aan de samenwerking.

Voor partijen met netwerk-FOMO spelen vaak de eigen organisatiebelangen een belangrijke rol. Hun deelname aan het netwerk is sterker verbonden met individuele belangen en perspectieven. Wat moet de samenwerking ons als organisatie opleveren? Wat mogen wij niet missen? Dit kan ervoor zorgen dat de aandacht verschuift naar de eigen organisatie binnen het netwerk (ego-governanceperspectief), in plaats van naar de meerwaarde voor het netwerk als geheel (eco-governanceperspectief).

Tot slot kunnen partijen met FOMO soms twijfels hebben over de meerwaarde van het netwerk en hun deelname daaraan. Deze onzekerheid kan leiden tot een kritische houding ten opzichte van het samenwerkingsproces, waardoor ze hun aanwezigheid bij bijeenkomsten kunnen ervaren als minder effectief of zelfs ‘verspilde tijd’.

Schijnsamenwerkingen en netwerkdrukte

Dat deze uitingen van netwerk-FOMO de nodige uitdagingen met zich meebrengen in het samenwerkingsproces, ervaren niet alleen samenwerkers maar ook de procesbegeleiders van Common Eye. Een goede samenwerking is er één waar partijen oog hebben voor elkaars en hun gezamenlijke belangen en perspectieven én waar sprake is van een balans in dat wat ze komen halen en brengen. Dit moet dan wel transparant worden en vraagt van partijen dat zij goed kunnen articuleren waarom ze willen deelnemen. Als netwerk-FOMO te veel de overhand krijgt, kan ‘schijnsamenwerking’ op de loer liggen, situaties waarbij deelnemers een samenwerking te belangrijk vinden om niet aan mee te doen, maar tegelijkertijd te onbelangrijk achten om veel tijd en moeite in te stoppen. Een ongewenste situatie volgens de procesbegeleiders, die vrijwel altijd gepaard gaat met irritatie en ongenoegen en die de vitaliteit en effectiviteit van de samenwerking allesbehalve ten goede komt. En vooral: het is niet nodig om het zover te laten komen.

Een ander ongewenst effect is de enorme samenwerkingsdrukte waar veel bestuurders en professionals inmiddels tegenaan lopen. Want wie overal ‘ja’ op zegt, kan rekenen op een plekje aan de ene overlegtafel na de andere. Zo vormt netwerk-FOMO een bron van onnodige drukte, stress en overprikkeling. “Ik word af en toe gillend gek van alle netwerken en overleggen”, weet een bestuurder uit eigen ervaring te vertellen. “Dan is er weer een plan, of een nieuwe startup. En ondertussen wordt mijn agenda voller en voller. Het is soms meedoen om het meedoen en eigenlijk heb ik daarvoor de tijd niet meer.”

Af en toe word ik gillend gek van alle netwerken en overleggen.

Kortom: netwerk-FOMO, daar heb je last van. Toch?

Vanuit de gesprekken die we met samenwerkende professionals voerden, lijkt haast één conclusie denkbaar: FOMO belast zowel de deelnemers aan een samenwerking als de samenwerking als geheel. En helemaal verrassend is dat ergens natuurlijk niet. FOMO is per slot van rekening een vorm van angst. En is angst vaak niet een slechte raadgever?

Toch kun je er ook anders naar kijken. Misschien is een beetje netwerk-FOMO wel degelijk functioneel. Want wat als we alleen maar afgingen op onze al overvolle agenda’s? Zouden er dan nog partijen aan tafel komen voor al die moeilijke, taaie en ingewikkelde vraagstukken waar samenwerking zo hard nodig is? En bovendien: lijden stiekem niet alle samenwerkingen en samenwerkers een beetje aan deze kwaal, als er al sprake is van ‘lijden’ en van een ‘kwaal’? Het is tijd voor een herbeoordeling van netwerk-FOMO vanuit een alternatief perspectief. En daarover lees je alles de volgende blog.

Om de privacy van geïnterviewden te waarborgen maken we in dit artikel gebruik van fictieve namen. Dit is de tweede blog over netwerk-FOMO. Lees ook Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking.

In de tussentijd zijn jullie reacties op Netwerk-FOMO van harte welkom. Hoe denk jij over de negatieve aspecten en uitingen van FOMO? Duid en ervaar jij het ook als een samenwerkingskwaal of kijk jij er anders naar? Laat een reactie achter op de LinkedIn van Common Eye.