Netwerk-FOMO is zo gek nog niet
Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking
In de vorige blog maakten we kennis met een overwegend negatieve kijk op netwerk-FOMO, een verschijnsel dat optreedt wanneer organisaties en hun bestuurders het niet aandurven om níet deel te nemen aan een samenwerkingsverband. Meedoen vanuit FOMO zou vooral irrationeel en ondoordacht zijn en bovendien leiden tot allerlei vervelende uitingen en gevolgen, zoals terughoudend aanhaken en weinig echte betrokkenheid. Vanuit dat perspectief duiden we netwerk-FOMO als iets negatiefs en keuren we het af. Maar is het misschien te vroeg voor een dergelijk vonnis? De conclusie lees je in deze blog.
Sabine Doevendans is junior adviseur bij Common Eye. Voor haar masterscriptie deed zij onderzoek naar ‘netwerk-FOMO’ en vulde dit aan met praktijkonderzoek onder bestuurders en managers die veel met samenwerking te maken hebben. Het is een reeks van vier blogs die zijn geschreven door de ogen van Sabine als (praktijk)onderzoeker. Zij neemt de lezer mee in de markante verhalen en leerzame inzichten die zij opdeed over het fenomeen netwerk-FOMO.
Voor we definitief onze conclusies over netwerk-FOMO trekken, is het belangrijk om dit fenomeen eerst goed te duiden en te gronden. Inmiddels weten we hoe netwerk-FOMO zich in netwerken kan manifesteren, maar eigenlijk weten en begrijpen we nog te weinig van wat er precies aan ten grondslag ligt. Daarom gaan we in dit artikel op zoek naar de achterliggende mechanismen die netwerk-FOMO in beweging zetten.
En daarover kunnen samenwerkers vanuit hun eigen ervaring natuurlijk alles vertellen. Ze doen een boekje open: hoe zit het met hun eigen FOMO en welke gevoelens en ervaringen zitten daar dan weer achter? Een inkijkje in de sociaalpsychologie van samenwerkers. De derde blog over dit onderwerp.
Zes mechanismen achter netwerk-FOMO
Aan de hand van gesprekken met samenwerkers weten we zes achterliggende mechanismen van netwerk-FOMO te identificeren.
Geen invloed uitoefenen
Eén van die mechanismen gaat om de angst dat niét meedoen betekent dat je geen invloed kan uitoefenen op de besluitvorming die binnen een netwerk plaatsvindt. Je vreest dat er besluiten worden genomen die jouw belangen mogelijk niet behartigen of zelfs tegenwerken. Een bestuurder stelt: “De kans dat mijn beroepsgroep en wat er speelt in mijn organisatie begrepen wordt als ik er niet bij ben, is significant kleiner dan wanneer ik zelf aan tafel zit”. Ook laat onderzoek keer op keer zien dat besluiten die zijn genomen vanuit meervoudig perspectief, als betere besluiten worden ervaren.
Betere informatiepositie
Een tweede veelgenoemd mechanisme van netwerk-FOMO is de angst om niet goed op de hoogte te zijn van wat er in een netwerk gebeurt of besproken wordt. Samenwerkers hebben behoefte aan een betere informatiepositie, aldus deze bestuurder: “Het liefst wil je overal van op de hoogte zijn en weten wat er speelt. Dat is ook vaak je rol en ‘plicht’ als bestuurder, omdat er nu eenmaal ontwikkelingen kunnen spelen die veel impact hebben en waarvan je moet weten. Dus sluit je aan, zelfs als de samenwerking je eigenlijk niet echt aangaat.”
Financiële drive
Een derde mechanisme en belangrijke prikkel voor organisaties om aan te haken is van financiële aard. Niet meedoen betekent per slot van rekening geen aanspraak kunnen maken op subsidiepotjes of andere financiële middelen. En ook al gaat het niet om het geld, geeft geld toch een gevoel van verplichting volgens een bestuurder. “Je moet er gebruik van maken, althans zo voelt dat. Het is immers niet voor niets beschikbaar gesteld: er zit een doel achter en daarmee een oproep om mee te doen.”
Niet meedoen ‘staat’ slecht
Dan is er ook nog het meedoen uit angst voor wat anderen ervan vinden als je niet meedoet. Niet meedoen ‘staat slecht’, bijvoorbeeld naar de buitenwereld of je achterban. Het kan de indruk geven dat je de ander niet belangrijk vindt. Of je ervaart een hoge mate van loyaliteit naar collega-bestuurders. Een herkenbare vorm van FOMO voor deze bestuurder: “Ieder kwartaal komen we met dertig bestuurders bij elkaar, en dan denk ik ‘waarom zitten we hier?’. Maar tevens denk ik ‘al die andere bestuurders zitten er ook, dus dan doe ik dat ook’. We vormen toch één community.”
Erbij horen en erkenning
Een vijfde mechanisme van netwerk-FOMO speelt in op de menselijke behoefte om ergens deel vanuit te maken, serieus te worden genomen en erkenning in je positie. Niet aanhaken raakt aan de angst om er niet bij te horen of niet toe te doen. Een ervaring: “Laatst vertelde een collega me over een interessante bijeenkomst die hij had bijgewoond. Er kwam een interessante spreker en het netwerk zou mooie dingen gaan doen. Dan denk je toch, ‘potverdorie, waarom voor mij geen uitnodiging?’”. Het heeft betekenis om een rol als netwerkleider te mogen innemen.
Bang een mooie opbrengst te missen
Tot slot kunnen organisaties bang zijn mooie opbrengsten mis te lopen. De samenwerking heeft potentie. Wie weet komen er op termijn goede dingen uit. FOMO raakt aan de vrees om achteraf spijt te krijgen dat je niet hebt meegedaan, of het verwijt dat je niet (op tijd) bent ingestapt. “Daardoor zijn we met onze organisatie wel eens veel te lang aan tafel blijven zitten, omdat we hoopten dat er iets uit zou komen”, vertelt een samenwerker. “Maar juist door die afwachtende houding gebeurde er niet zoveel en hadden de anderen last van ons. We hadden dat niet moeten doen.”
Het zijn deze mechanismen die schuilgaan achter netwerk-FOMO en herkenbaar zijn voor vrijwel iedere samenwerker die we spraken. Ze leven bij de partijen om hen heen, en ook in hun eigen afwegingen spelen ze geregeld mee. Een ontdekking: netwerk-FOMO mag dan wel een merkwaardig verschijnsel zijn, ongewoon is het in ieder geval niet.
Gegronde FOMO
Zo raar of onlogisch als netwerk-FOMO eerst leek, is dat met de kennis van deze mechanismen toch veel minder. Want zeg nou zelf: het oplopen van reputatieschade of mislopen van belangrijke subsidie, daaraan moet je als organisatie toch niet denken? Voor bestuurder Joost geldt de sociale norm van het meedoen als leidend principe: “Voor mij speelt het altijd mee of het een gewaardeerde collega is die iets opstart of een partij waarmee we veel samenwerken. Ik zou het in hun plaats ook prettig vinden als anderen aanhaken op mijn initiatief. En die relatie is mij veel waard. Dan is het maar zo dat je er niet helemaal voor jezelf zit of dat je het zelf net anders had gedaan. Je kunt je dan wel terugtrekken, maar wat doet dat met de ander?”
Wat zorgbestuurder Yvette betreft is het vooral het eerste mechanisme dat zwaar voor haar weegt: de angst dat anderen voor of over je besluiten. Met haar organisatie die opkomt voor de belangen van patiënten kan ze het zich niet permitteren niet mee te beslissen. “En dan betekent het maar dat je je bij teveel samenwerkingsverbanden aansluit. Wie laat anders de stem van de patiënt horen?”
In deze gevallen van netwerk-FOMO lijken de kosten of risico’s van het níet meedoen gewoonweg te hoog. Het niet serieus nemen van je FOMO-gevoelens kan onverstandig zijn; de angst om iets te missen is soms simpelweg gegrond. Dat beaamt ook een collega, een procesbegeleider van Common Eye: “Met akkoorden als IZA en GALA in de zorg ontstaan naast kansen veel onzekerheden: er gaat veel veranderen en verschuiven. De zorg en het sociaal domein zitten in een transformatie. Dat wil je niet over je heen laten komen, want het gaat ook over jouw domein, jouw diensten, jouw organisatie, cliënten en mensen. Dan is het maar goed dat je als bestuurder wat FOMO voelt. Want al die partijen zijn hard nodig aan tafel.”
Nieuwe conclusie
Netwerk-FOMO is zo gek nog niet! Het idee dat netwerk-FOMO uitsluitend irrationeel en negatief is, een voorlopige conclusie in de voorgaande blog, behoeft ten minste nuancering. Want wat blijkt: FOMO is er nou eenmaal en is er vaak. De ‘angst om iets te missen’ is een inherent onderdeel van samenwerken, iets waaraan partijen bijna niet kunnen ontkomen. Bovendien is die angst in veel gevallen gerechtvaardigd en gegrond. Het zou dus, zo stellen we hier, dom zijn om netwerk-FOMO ter omwille van ‘sociale correctheid’ te negeren.
Maar dan luidt de hamvraag: hoe gaan we dan wél met netwerk-FOMO om? Dat is een kwestie voor de vierde en laatste blog uit deze reeks.
Om de privacy van geïnterviewden te waarborgen maken we in dit artikel gebruik van fictieve namen. Dit is de derde blog over netwerk-FOMO. Lees ook Netwerk-FOMO: angst als drijfveer voor samenwerking en Help, mijn netwerk heeft FOMO!.
Ook nu ben je van harte uitgenodigd om via LinkedIn op dit artikel te reageren. Wat vind jij: is netwerk-FOMO begrijpelijk en gegrond?