Samenwerken is nodig, maar in ‘normale tijden’ is het niet zo vanzelfsprekend. Opgeven van autonomie, diversiteit van partijen, spraakverwarring, achterbannen op een lijn krijgen en tegengestelde belangen. Deze fenomenen en dynamieken maken samenwerken lang niet altijd gemakkelijk.
Keken we begin februari 2020 nog met verbazing naar wat er gebeurde in China en hoe ze het aanpakken. Een paar weken later zitten we zelf midden in de coronacrisis. En opeens zien we dat met name in de zorg, maar ook in andere vitale sectoren, samenwerking als vanzelfsprekend verloopt. Hoezo is samenwerken ‘niet vanzelfsprekend’? Juist in deze tijden van crisis lijkt samenwerken gemakkelijk én noodzakelijk. Er is dus wel écht iets bijzonders aan de hand. We zetten ze op een rijtje:
- Over urgentie even geen discussie. Daar is (inmiddels) iedereen het over eens. En die druk maakt heel veel vloeibaar. Context, en zeker een ongeëvenaarde urgentie, doet ertoe!
- We delen de ambitie als vanzelfsprekend: Alles wordt in dat perspectief geplaatst. Commitment en doen worden no-brainers. De opgave waar we samen voor staan maakt de discussie over ‘brengen en halen’ minder relevant.
- Minimaliseren besmettingen, kwetsbaren beschermen, het zorgsysteem -m.n. IC capaciteit- niet overbelasten. Er is één centraal belang: de zorg, en daarbinnen Corona! Economische belangen, persoonlijke belangen, belangen van studenten. Ze moeten wijken voor het zorgbelang. Tegelijkertijd zijn die andere belangen niet uit beeld. Economische steunmaatregelen worden snel ontwikkeld, gecommuniceerd en geïmplementeerd. Geen eindexamen dit jaar, wel diploma’s.
- Er is een spirit van kameraadschap; een constructieve relatie is vanzelfsprekend. Mensen die moeten samenwerken zijn dankbaar en trots dat ze een bijdrage leveren, van betekenis zijn. Iedereen die nodig is doet mee. Nee zeggen is geen optie.
- We accepteren doorzettingsmacht; er worden crisisorganisaties ingericht met heldere structuren. De klus moet geklaard. We accepteren leiding en zetten daarvoor eigen autonomie aan de kant. En zit er iets tegen? Ziekenhuizen uit Brabant met de rug tegen de muur, leveranciers die essentiële spullen niet leveren. Dan bellen de betreffende Ministers desnoods zelf. Hoezo, niet meewerken.
- De lange termijn? Die doet er even niet toe. Het gaat om nu, morgen, volgende week, en soms volgende maand. Dat zien we later wel. In het proces is alleen de overzienbare termijn belangrijk , onzeker, maar best wel overzichtelijk. Alles wat nu afleidt wordt op ‘pauze’ gezet.
We zien op tv en in de dagelijkse crisispraktijk ook veel leiderschap. Kordate en duidelijke bestuurders en experts floreren. “Met 50 % van de informatie 100% beslissen”. Dat is nu de opgave. Dat wordt nu gevraagd, geëist. Zien we daar netwerkleiderschap? Of is het crisismanagement? Of floreren nu de hiërarchische leiders? Kan het ook zo zijn dat de media kiezen wie de leiders (lijken te) zijn, door sommige mensen keer op keer in beeld te brengen. Die invulling van netwerkleiderschap is in ieder geval een heel interessante samenwerkingsvraag voor de toekomst. Is het persoonlijk of blijkt achteraf dat er, naast die kordate bestuurders, ook op veel plaatsen het leiderschap veel meer gedeeld was dan het aan de buitenkant lijkt.
Het is een bizarre tijd. Maar kijkend met een samenwerkingsbril is het ook fascinerend. Het is nu niet de tijd om lessen te trekken en al te reflectief te zijn. Maar die tijd gaat zeker komen. Ik vind het in ieder geval hoopgevend dat solidariteit als motivatie voor samenwerken nieuwe betekenis heeft gekregen. Dat is hoopgevend voor de samenwerkingspraktijk van de toekomst.
Wilfrid Opheij